Even afgezien van mijn eigen mening (Als ik haast heb dan neem ik de auto): Veel mensen kopen een lange kajak, liefst een zeekajak, in de veronderstelling dat een lange boot ook een snelle boot is. Dat is maar zeer ten dele waar. Een lange boot heeft een hoge topsnelheid, maar de vraag is of de kajakker kracht genoeg heeft om die topsnelheid te halen, en zoja, hoe lang hij dat volhoudt. Wil je wat langere tochten varen, dan kun je beter een boot kopen die efficiënt is bij een prettige kruissnelheid. Wat is efficiënt, wat is prettig, wat is jou kruissnelheid? Dat mag je allemaal zelf bepalen. Ik geef je alleen maar de natuurkunde die je kan helpen bij het bepalen van je keus.

Wordt je onder druk gezet om een lange boot te kopen, omdat je anders “niet kan meekomen met de groep”, aarzel dan niet mensen met deze informatie om de oren te slaan.

De informatie op deze pagina wordt bevestigd door ieder fatsoenlijk natuurkundeboek, inclusief het beroemde “De natuurkunde van ’t vrije veld” door Minnaert. Je kunt het hele verhaal ook bevestigd krijgen op http://www.marinerkayaks.com , onder “FAQ”.

Ben je niet geïnteresseerd in theoretische natuurkunde, scroll dan even door naar de conclusie, aan het eind van de pagina.

Ter zake:
Er zijn twee dingen die de weerstand bepalen van een boot in het water. Dat zijn:
Wrijvingsweerstand
Rompvorm
De wrijvingsweerstand ontstaat als waterdeeltjes langs de romp strijken. Het is dezelfde weerstand als een koffiekop over een tafel: Als je stopt met duwen stopt de koffiekop, door de wrijvingsweerstand. Zoals een koffiekop beter glijdt over een gladde tafel, zo zal een gladde kajak beter door het water glijden dan een stroeve: Een glimmend polyester glijdt beter dan rafelig plastic. Gek veel maakt dat trouwens niet uit. Wat veel meer uitmaakt: De weerstand wordt grotendeels bepaald door de grootte van het raakvlak tussen boot en water. Hoe groter het raakvlak, hoe groter de weerstand. Dus: Hoe langer de boot, hoe groter de weerstand.

De rompvorm is een ander verhaal. De vorm van de romp, en dan vooral de lengte ervan, bepaalt de theoretische rompsnelheid . Beneden die snelheid glijdt de romp door het water, boven die snelheid gaat dezelfde romp enorme golven veroorzaken en een diep spoor door het water trekken. Bij een nog hogere snelheid gaat de boot planeren: De romp komt in z’n geheel omhoog en stuift meer over het water dan erdoor. De energie die je daarvoor moet leveren is gigantisch: Met spierkracht krijg je het niet voor elkaar. Bij kajaks beschouwen we de rompsnelheid als de topsnelheid van de boot.

Wanneer bereikt een boot zijn rompsnelheid? Je ziet dat een rustig varende boot een reeks kleine golfjes produceert om zijn eigen romp. Naarmate de snelheid groter wordt worden de golven langer. Een boot op rompsnelheid maakt golven die zo lang zijn dat de romp er precies in past. Een boot die sneller gaat is korter dan zijn golven, met het gevolg dat hij steeds probeert tegen zijn eigen boeggolf op te varen. Zijn neus komt dan ook uit het water, de achtersteven zakt. Gaat de boot nog sneller dan komt hij weer vlak te liggen, maar dan wel op het water in plaats van in het water.

Met een kajak bereik je dus je rompsnelheid, en daarmee je maximum snelheid, als je golf net zo lang is als je boot. De lengte van een golf volgt uit de snelheid ervan (en andersom). Het komt er op neer dat je maximum snelheid gelijk is aan 4.5 maal de wortel van je bootlengte. Bootlengte in meters, snelheid in kilometers per uur. De lengte van je boot is natuurlijk niet van punt tot punt, maar over de waterlijn.

Laat je rekenmachine maar even liggen, want ik heb zowel een grafiek als een tabel voor je opgesteld:

Als je dan nog weet dat olympische snelheidskajaks zowat 6 meter lang zijn, en dat een toertocht van de UKC een kruissnelheid heeft van 7 kilometer per uur, dan weet je genoeg om de ideale toer- en zeekajak te kiezen. Kies, bij een gekozen kruissnelheid, met een marge voor een sprintje, de kortst mogelijke boot. Wil je graag nog wat steun bij dat uitzoeken lees dan de conclusie.

Conclusie
Stel: We doen een wedstrijdje met twee boten: Eentje van 4 meter en eentje van 6 meter lang. Beide kajakkers zijn goed getraind en even sterk. We vragen ze eerst om rustig te peddelen, daarna om stevig door te peddelen, en vervolgens om een volle sprint te trekken.
En je ziet: Varen ze allebei rustig, dan is de korte, rode boot sneller. Pas als het zweet begint te parelen varen ze even snel. Wil de blauwe boot sneller dan de rode, dan wordt het serieus hijgen en zweten. Laat hem maar gaan, die haal je zo wel weer in, als hij zit uit te hijgen.

Een boot met een waterlijn van 4 meter (overall 4.5 meter) is lang zat. En nou wil ik NIEMAND meer horen over de lengte van mijn Oasis Rainbow van 4 meter 30: Die boot is perfect. Iedereen die een langere boot heeft is een uitslover.