inleiding
Een kanoër op het water kun je vergelijken met een fietser in het verkeer: je gebruikt spierkracht om vooruit te komen en al ben je niet de snelste, je kunt overal tussendoor glippen. Wie herinnert zich nog zijn eerste rijlessen in de auto? Dan ga je je eigen fietsersgedrag ineens met heel andere ogen bekijken. Precies zo werkt het op het water. Elke beroepsschipper heeft een vaarbewijs en weet wat de regels zijn. En net als voor fietsers in het verkeer, gelden voor kanovaarders ook regels. Veel dezelfde als voor andere vaartuigen, maar soms ook duidelijk afwijkende.
Voor kanovaren is een vaarbewijs niet verplicht. Maar dat neemt niet weg, dat basiskennis van de regels op het water van groot belang is. Dajaks ligt aan de Nieuwe Merwede. Dat is één van de drukste vaarwegen in Nederland. En ons clubhuis ligt ook nog eens tussen sluizen en veerpont. Het is niet voor niets dat hier bijzondere regels van toepassing zijn, die ons kanovaarders direct raken.
Wet- en regelgeving
De belangrijkste regels waar we mee te maken hebben staan in het Binnenvaart PolitieReglement (BPR). Volgens het BPR is een kajak een ‘klein schip’. Voor kleine schepen gelden soms andere regels dan voor grote schepen. En voor ‘door spierkracht bewogen schepen’ gelden soms weer andere regels dan voor zeil- of motorschepen.
Goed Zeemanschap
De belangrijkste regel in het BPR is een gedragsregel: Goed Zeemanschap. Elke schipper moet te allen tijde doen wat nodig is om gevaarlijke situaties te voorkomen. Dat begint al bij een goede tochtvoorbereiding thuis ( art. 1.04: het nemen van de juiste voorzorgsmaatregelen), maar het gaat zover dat goed zeemanschap vereist in het belang van veiligheid of goede voortgang van de scheepvaart, moet afwijken van het reglement (art. 1.05). Dat is dus anders dan op de weg, waar bijvoorbeeld door rood rijden altijd verboden is.
Vaarregels voor kanoërs
Het BPR is behoorlijk complex en niet alles is even relevant voor kanoërs. Een handige uitleg en toepassing van de belangrijkste zaken die ons kanoërs aangaan vind je op de website van Arend Aalbrecht, die zijn professionele kennis van nautische regels specifiek voor toepassing door kanoërs heeft gebundeld in een handzaam boekje. Je kunt de actuele versie van dit boekje van zijn website (https://kanovaarregels.nl/) downloaden.
Hieronder enkele belangrijke regels die gelden in situaties die voor ons van belang zijn.
Voorrangsregels
Op het water geldt: voorrang heb je niet als je het niet krijgt. In veel situaties ben je wel verplicht om voorrang te geven. Voor ons kanoërs geldt doorgaans dat we minder snel varen én wendbaarder zijn dan het andere scheepvaartverkeer. Over het algemeen zullen we dus, zelfs als dat niet hoeft, voorrang geven aan andere schepen. Wanneer hoeft het niet? Als we stuurboordswal houden, dus rechts varen. Dat geldt ook als we in een vaargeul, aangegeven door betonning, stuurboordszijde houden.
Varen op de rivier
De Nieuwe Merwede is een van de drukke, doorgaande vaarroutes met veel beroepsvaart.
Op het betonde hoofdvaarwater van de Nieuwe Merwede en andere vaarwegen in bijlage 15 van het BPR (waaronder ook de Boven-Merwede en de Beneden-Merwede), gelden bijzondere regels voor kleine schepen. Van belang voor kanoërs: een klein schip moet zo veel mogelijk aan de stuurboordszijde van het vaarwater varen. Stuurboordswal houden betekent dus: rechts houden.
Tussen de Ottersluis en het Katsegat varen we dus stroomopwaarts, als we langs de oever blijven varen, in de vaargeul en tegen de voorgeschreven vaarrichting in. Formeel zou je vanaf Dajaks direct over moeten steken tot voorbij de groene boeien en daar stroomopwaarts gaan varen. Vaak is het veiliger om dicht langs de oever te blijven dan om tweemaal de vaargeul over te steken. Daarom kun je ervoor kiezen om niet het vaarwater over te steken. Dat kan met een beroep op ‘goed zeemanschap’. Het is daarom wel van het grootste belang om dicht aan de kant te blijven, tegemoetkomende grote schepen te respecteren en geen gevaarlijke situaties te creëren. Uiteraard varen we stroomafwaarts ook altijd zoveel mogelijk rechts, aan stuurboordswal.
Varen bij mist
Het begrip ‘mist’ komt in het BPR niet voor. ‘Slecht zicht’ wel. Ook bij sneeuw is er sprake van ‘slecht zicht. Maar wat is slecht zicht? Als regel geldt op de hoofdvaarwegen in Nedereland (waaronder de Nieuwe Merwede): minder dan 1000 meter zicht. Onder deze omstandigheden mag op de rivier alleen gevaren worden met een werkende radar, een goed werkende radarreflector en een marifoon. Kun je vanaf het clubhuis de overkant slecht zien? Dan is de Nieuwe Merwede voor kanoërs verboden. Op andere vaarwegen mag je dan nog wel varen. Daar geldt dat er sprake is van slecht zicht bij minder dan 400 meter.
Bron: BPR Artikel6.29, BPR artikel 9.04 en BPR Bijlage 9
Sluizen en bruggen
Sluizen kun je nooit zomaar invaren, een brug passeren meestal wel. Of dat ook mag, wordt geregeld met lichten en soms borden. Bij bruggen mag je een rood licht negeren als er een of twee gele lichten boven de doorvaartopening schijnen. Twee rode lichten boven elkaar geven aan dat er geen bediening is van de brug of sluis. Bij bruggen geldt ook voor kanoërs: zonder geel licht is het verboden om door rood te varen. De Ottersluis heeft geen lichten die aangeven of je mag uitvaren. Goed gebruik is om te wachten tot de sluisdeuren helemaal geopend zijn. De sluiswachter kan aangeven dat je al eerder met je kano mag uitvaren. Het kan bij sluizen en bruggen nogal eens hectisch zijn, omdat alle scheepvaart daar bij elkaar komt en het nogal eens dringen geblazen is. Lees op de website van Varen doe je samen meer over de (gedrags)regels bij bruggen en sluizen.
Veerpont
Een klein schip moet voorrang verlenen aan een vertrekkende, kerende of overstekende veerpont. De korste route van Dajaks naar de Spieringsluis kruist de veerdienst naar Werkendam. Wij varen als regel vanaf het clubhuis stroomafwaarts tot voorbij de Kop van ‘t Land en steken dan het vaarwater recht over naar de sluis. Terug varen we buiten het vaarwater (aangegeven door de groene boeien) stroomopwaarts tot voorbij de veerstoep en steken dan het vaarwater zo recht mogelijk over.
Verboden in te varen
Op een aantal plekken in de Biesbosch kom je dit bord tegen:
Aan het einde van de Zoetemelkskil vind je dit bord met daaronder: m.u.v. ontheffing. Dajaks heeft 3 ontheffingen in de vorm van een vierkante sticker. Tussen 1 mei en 1 oktober kun je deze meenemen om naar het Gat van de Hengst en verder te varen. Verder wordt er in de Biesbosch dynamische zonering toegepast. Dat wil zeggen dat er tijdelijke vaarverboden worden ingesteld, om winterrust voor watervogels te bevorderen of het broeden van zee- of visarenden niet te verstoren.
Varen bij donker
Tussen zonsondergang en zonsopgang moet elk schip voorzien van navigatieverlichting. Voor elk type schip is dat anders; in het donker moet je een schip kunnen herkennen aan de navigatieverlichting, zodat je weet welk soort schip er vaart en welke regels er gelden. Bij de meeste schepen wordt met rode en groene verlichting aangegeven wat links (bakboord, rood) en rechts (stuurboord, groen) is. Van achteren is een wit licht zichtbaar.
Een kleine schip mag geen rood en groen licht voeren. In het donker is een klein schip herkenbaar aan een rondom schijnend wit licht. Rondom schijnend betekent voor kano’s praktisch dat het licht op een mast boven je hoofd bevestigd moet zijn. Er gelden wettelijke eisen, gebruik dus alleen goedgekeurde types.
Geluidssignalen
Elk schip moet in staat zijn om geluidssignalen te geven. Een fluitje volstaat niet, een scheepstoeter wel. Er zijn kleine uitschuifbare exemplaren die gemakkelijk in je zwemvest passen.
Ook met een kleine toeter of hoorn duurt een korte stoot (–) 1 seconde, een lange stoot (___) 4 seconden.
De belangrijkste seinen zijn:
Attentie ___
Ik ga naar stuurboord –
Ik ga naar bakboord – –
Ik ga achteruit – – –
Ik kan niet manouvreren – – – –
Ik ga oversteken __ __ __
Verzoek om brug of sluisbediening __ – __
Er dreigt gevaar voor een aanvaring: een reeks zeer korte stoten van ¼ seconde . . . . . . . .
Noodsein ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___
Tot slot
Goed en veilig varen houdt veel meer in dan het kennen van de regels van het BPR. Goed en veilig leren varen doe je vooral in de praktijk. Ongetwijfeld kom je, hoe ervaren je ook bent, soms in situaties die een beroep doen op goed zeemanschap. En hoe meer je vaart, hoe beter je inschattingsvermogen wordt om lastige of gevaarlijke situaties of omstandigheden te vermijden of te voorkomen. Over veiligheid bij varen is veel geschreven, ook specifiek voor kanoërs. Een laatste verwijzing nog: de pagina ‘veiligheid en reglementen’ van de tkbn.