De voorwaartse en achterwaartse boogslag
De boogslag kenmerkt zich door een grote boog die om de romp heen gemaakt wordt. Je start zo ver mogelijk voor bij de kajak om vervolgens het peddelblad met een grote boog naar achteren te bewegen. Kijk je peddelblad helemaal na zodat je er zeker van bent dat je bijna je kajak weer achter je aanraakt en de boogslag helemaal afmaakt. Vooral het eerste en laatste deel van de slag zorgen ervoor dat je gaat draaien met de kajak.
Ver voor je insteken, peddelblad moet wel onder water kunnen en voorkom dat je uit balans raakt. Peddel is ver van de kajak vandaan. Een boogslag kenmerkt zich dus door een wijde boog te maken.
Nakijken van de peddel. Vooral het eerste en laatste deel van de boogslag zorgen voor de rotatie van de kajak. De peddel komt net niet tegen de kajak aan.
Bij een nette voorwaartse boogslag kant je de kajak op aan de tegenovergestelde kant van waar zich de peddel bevindt.
Veel voorkomende fouten:
- Peddel wordt te niet ver genoeg naar voren ingestoken
- Peddel wordt pas op ΒΌ van de beweging ingestoken
- Blad komt kort langs de kajak af (geen boog)
- Blad niet voldoende in het water
- Niet nakijken van de peddel; slag wordt niet afgemaakt.
Een achterwaartse boogslag wordt precies andersom gemaakt. Je kijkt eerst naar de achterzijde van je kajak om het peddelblad in te steken om vervolgens ver van de kajak het blad door te duwen. De duwbeweging wordt met de bolle zijde van het blad ingezet.
Bij een nette achterwaardse boogslag kant je de kajak op aan de tegenovergestelde kant van waar zich de peddel bevindt.
Door afwisselend een correcte voorwaartse en achterwaartse boogslag te maken kun je je kajak op zijn plaats rondjes laten draaien.